Georg Friedrich Händel (1685-1759) was een Engelse barokcomponist van Duitse afkomst.
Händel kwam niet uit een muzikale familie. Toch openbaarde er zich al vroeg talent en belangstelling voor muziek. Zijn vader verzette zich hier aanvankelijk tegen, maar Händel oefende stiekem door. Een bezoek aan Weißenfels was doorslaggevend, toen hertog Johan Adolf hem, als kind van amper 8, hoorde spelen. Door diens toedoen kreeg Händel een muziekopleiding bij een organist in Halle.
Händel componeerde in totaal meer dan 610 werken, waaronder 42 opera’s, 29 oratoria, meer dan 120 cantates, trio’s en duetten, samen goed voor zo’n 2000 aria’s. Verder schreef Händel Engelse, Duitse, Italiaanse en Latijnse kerkmuziek, serenades en odes. Onder zijn instrumentale werken vallen de orgelconcerten, concerti grossi, ouvertures en kamermuziek, zoals hobo- en vioolsonates en werken voor klavecimbel en orgel.
Händel werd als een van de grootste componisten van zijn tijd gezien. In 1751, tijdens het schrijven van zijn laatste oratorium ‘Jephta’, werd hij blind aan zijn linkeroog, waarop hij stopte met componeren. In 1752 lag hij onder het mes van een aantal chirurgen vanwege staar. In 1753 was Händel volkomen blind, maar ondanks dit gebrek bleef hij orgel spelen en dirigeren.
Op 6 april 1759 woonde de oude Händel in het Covent Garden Theatre in Londen de laatste uitvoering van dat seizoen van zijn ‘Messiah’ bij. Daarna werd hij plotseling zwaar ziek. Volgens getuigen hoopte hij op Goede Vrijdag te sterven. De bijzonder sterke Händel leefde ondanks de zeer hoge koorts nog een dag langer en stierf op Stille Zaterdag.
Hij werd op 20 april 1759 onder grote publieke belangstelling begraven in Westminster Abbey. Händel is 74 jaar geworden.
‘The Messiah’, HWV 56 (1741)
Rond 1738 gaf Händel een nieuwe wending aan zijn muzikale loopbaan. Hij begon afstand te nemen van het genre waarin hij twintig jaar lang had uitgeblonken, de Italiaanse opera, en legde zich steeds meer toe op het oratorium in de Engelse taal. De beslissing om de operawereld vaarwel te zeggen werd hem ingegeven door de moordende concurrentie die toen in Londen heerste. Als zelfstandige operacomponist moest Händel veel te vaak financiële tegenslagen incasseren, intriganten op afstand houden en grillige sterzangers tot bedaren brengen. Hij zocht naar nieuwe mogelijkheden om een breder publiek te bereiken, zonder te grote risico’s te lopen.
Met de oratoria ‘Saul’ en ‘Israel in Egypt’ wist hij in 1739 veel muziekliefhebbers naar de concertzaal te lokken. Bijbelse onderwerpen in de volkstaal spraken de burgerij nu eenmaal veel meer aan dan de duistere mythologische onderwerpen van de Italiaanse opera’s. Een bijkomend voordeel was dat oratoria ook tijdens de vastentijd mochten worden uitgevoerd. Zonder het te weten legde Händel met zulke werken de basis voor zijn latere roem. Tot op heden staat hij zowel binnen als buiten Engeland voornamelijk bekend als oratoriumcomponist.
De tekst van het oratorium ‘Saul’ (1738) was afkomstig van een goede kennis en bewonderaar van Händel, Charles Jennens (1700- 1773). Deze welvarende en veelzijdige geleerde hield er strenge religieuze opvattingen op na. Hij had vooral een hekel aan de protestantse vrijdenkers, ook Deïsten genoemd, die God slechts als Schepper en niet als Verlosser beschouwden.
Na het succes van ‘Saul’ besefte Jennens dat hij in de persoon van Händel een ideale spreekbuis had gevonden om zijn religieuze overtuigingen aan de man te brengen. Jennens besloot de strijd met de Deïsten aan te binden over een wezenlijke kwestie binnen de christelijke leer: het geloof in de Messias. Doelbewust voegde hij een tachtigtal Bijbelse fragmenten rondom dit onderwerp samen en legde hij het resultaat aan Händel voor. Händel zag er wel wat in en componeerde het oratorium ‘The Messiah’ in slechts drie weken, tussen 22 augustus en 12 september 1741, hetgeen voor hem trouwens geen uitzonderlijke prestatie was.