COV Euphonia

Berichten van Bas

Home Forums Ledenpagina Euphonia Berichten van Bas

Weergave van 2 reactie threads
  • Auteur
    Berichten
    • #1138
      Erik Hooijer
      Sleutelbeheerder

      Hier krijgt u updates van onze dirigent Bas Ramselaar.

      De eerste video is hier te bekijken:
      YouTube video van Bas

      – 2e video-repetitie: klik hier
      – 3e video-repetitie: klik hier
      – 4e video-repetitie: klik hier
      – 5e video-repetitie: klik hier
      – 6e video-repetitie: klik hier

      Studieschema:

      12 mei: deel 1 nr 1 Jauchzet frohlocket, t/m maat 137

      19 mei: deel 1 nr 1 Jauchzet frohlocket, maat 138 t/m 201

      26 mei: deel 1 nr 1 helemaal + nr 5 Wie soll ich dich empfangen

      2 juni: deel 1 nr 9 Ach mein herzliebes Jesulein + herhalen nr 1 en 5

      Oefensites

      Cyberbass is een goed hulpmiddel http://www.cyberbass.com/Major_Works/Bach_J_S/bach_js_xmas_orotorio.htm en als je graag een ingezongen partij wilt horen, er is een oefen-cd per stemsoort te koop à € 26,95 via koormuziekwinkel.nl.

      Heb je hulp nodig? Vraag een mede-koorlid of een bestuurslid.

      Belangrijke data
      2020

      14 juli laatste repetitie voor zomervakantie
      1 september eerste repetitie na zomervakantie
      21 november koordag in De Voorhof in Kesteren

      Zaterdag 19 december 2020 Weihnachtsoratorium, cantates 1, 2, 3, 6; vrijdag 18 december generale repetitie.

      22-29 december kerstvakantie

      2021

      Zaterdag 20 maart Johannes Passion, vrijdag 19 maart generale repetitie. Zaterdag 27 november Jubileumconcert, vrijdag 26 november generale repetitie.

      Het WEIHNACHTS ORATORIUM, BWV 248 van Johann Sebastian Bach

      Over de totstandkoming:

      Het Weihnachts Oratorium BWV 248, in 1734 door Johann Sebastian Bach gecomponeerd, bestaat uit zes delen die de liturgische plaats innemen van de cantates op de drie Kerstdagen 1734 en op Nieuwjaarsdag, op de zondag ná Nieuwjaar en op Driekoningen 1735. Een integrale uitvoering op één avond heeft Bach nooit beoogd. De naam ‘Oratorium’ is gekozen omdat het gaat om een geestelijke compositie die gebaseerd is op één doorlopende handeling waarvan de evangelist verslag doet: een feuilleton in zes afleveringen bestemd voor kerkelijk gebruik.

      Zo schreef Bach naast zijn Oratoriumpassies (Johannes- Matthäus- en Markus Passion) en het Weihnachts Oratorium nog andere oratoria voor kerkelijke feestdagen zoals het Oster-(Pasen) en Himmelfahrts Oratorium.

      We zullen eens kijken hoe het Weihnachts Oratorium tot stand is gekomen en hoe Bach delen uit éénmalige composities voor koninklijke kroningen en verjaardagen uit de afgelopen twee jaar een plaats heeft gegeven in het liturgisch repertoire voor Kerstmis. Door dit hergebruik wist hij zijn beste gelegenheidsstukken op briljante wijze in een nieuwe ‘christelijke’ gedaante voor het nageslacht te bewaren.

      De muzikale inhoud van de compositie vertoont dezelfde trekken als die van Bachs passionen: koralen, vrije koren, eenvoudige vertellende recitatieven en één- of meerstemmige aria’s. Maar hun onderlinge verhouding wordt hier bepaald door het feit dat de Bijbeltekst over Jezus’ geboorte vrij summier is (zie de evangeliën van Matteüs en Lucas). Dat bewoog Bach tot het gebruik van veel beschouwende teksten, vermoedelijk geschreven door zijn vaste librettist Christian Friedrich Henrici (alias Picander)  en door muzikale affecten waarin hij zijn creativiteit én zijn religieuze gevoelens ten volle kon ontplooien.

      Meer dan in enig andere compositie heeft Bach voor het Weihnachts Oratorium dus gebruik gemaakt van oudere, wereldlijke werken van zijn hand. Zo is een groot deel, behalve de recitatieven en koralen, ontleend aan de feestmuziek die hij kort daarvoor had gemaakt voor de verjaardagen van Maria Josepha van Oostenrijk, koningin van Polen en haar gemaal Frederik August III, koning van Polen en keurvorst van Saksen.

      Meteen al in het openingskoor ‘Jauchzet, frohlocket, auf preiset die Tage’ is zo’n parodie op zijn eigen werk te horen. In de koninginnencantate ‘Dramma per Musica’, BWV 214, waaruit deze muziek afkomstig is, luidt de tekst: ‘Tönet, ihr Pauken, erschallet, Trompeten’: ‘Lang-zal-ze-leven’ met alle toeters en bellen! En verder stammen maar liefst vijf nummers (19, 29, 36, 39 en 41) uit de wereldlijke cantate ‘Lasst uns sorgen, lasst uns wachen’,BWV 213 die Bach schreef voor prins Friedrich Christian die hier wordt neergezet als de Griekse held Hercules, die moet kiezen tussen het plezier en de deugd. De cantate heeft dan ook als ondertitel: ‘Herkules auf dem Scheidewege; Dramma per Musica zum Geburtstag des Kurprinzen Friedrich Christian zu Sachsen am 5. September 1733.’

      Dat veel oratoriumdelen een profane voorgeschiedenis hadden was geen bezwaar aangezien het ambt van regerende vorsten door God gegeven was en in die zin los stond van hun persoon en hun (wan-)daden. Voor koningen en keurvorsten geschreven muziek kon daarom zonder probleem worden omgeschreven voor kerkelijk gebruik.

      Gezien de manier waarop Bach te werk ging is ‘hergebruik’ of ‘parodie’ eigenlijk geen juiste omschrijving van het procedé. Door allerlei ingrepen in toonsoort, stemkeuze en vooral instrumentatie legt Bach heel andere accenten dan in de oorspronkelijke hof-cantates. Wel zoekt hij vaak aansluiting met het oorspronkelijke affect, dat is de muzikale gevoelswaarde, met verrassend goed gevolg. Dan is hier het woord ‘transformatie’ beter op zijn plaats. Bach en zijn librettoschrijver (Picander) weten zeer kundig de nieuwe woorden te modelleren naar de bestaande muziek, waarbij de muziek maatgevend is en het woord steeds wordt ingepast.

      ************

      De datering:

      Zoals gezegd, het Weihnachts Oratorium bestaat uit zes afzonderlijke, maar inhoudelijk met elkaar verbonden ‘kerkelijke cantates’, door Bach geschreven voor de periode van Kerstmis 1734 tot en met Driekoningen 1735. Op de autograaf en in de eerste druk staat vermeld:

      • Deel I: 1e Kerstdag, zat. 25 dec. 1734, ’s ochtends ‘Frühe zu St. Nicolai’, en ‘Nachmittage zu St. Thomae’, de beide hoofdkerken van Leipzig.
      • Deel II: 2e Kerstdag, zo. 26 dec. 1734, ’s ochtends in de Thomaskerk en ’s middags in de Nicolaïkerk.
      • Deel III: 3e Kerstdag, ma. 27 dec. 1734, één uitvoering ’s ochtends in de Nicolaïkerk.
      • Deel IV: Nieuwjaarsdag, zat. 1 jan. 1735, ’s ochtends in de Thomaskerk en ’s middags in de Nicolaïkerk.
      • Deel V: Zondag ná Nieuwjaar, zo. 2 jan. 1735, één uitvoering ’s ochtends in de Nicolaïkerk.
      • Deel VI: Driekoningen, do. 6 jan. 1735, ’s ochtends in de Thomaskerk en ’s middags in de Nicolaïkerk.

      In 1734 viel de zondag ná Kerstmis op 2e Kerstdag en schreef Bach dus, naast de cantate voor 2e Kerstdag, geen speciaal deel voor deze zondag. Bach ging uit van de opdracht voor het jaar 1734 en een oratoriumdeel voor deze zondag heeft Bach daarom ook niet achter de hand gehouden voor toekomstig gebruik. Evenmin kon deel V (zondag ná Nieuwjaar) weggelaten worden in jaren zonder een zondag ná Nieuwjaar: qua inhoud is dat deel onmisbaar.

      De eerste drie delen van het Weihnachts Oratorium vormen een eenheid getuige de symmetrische ordening. In het 1e en 3e deel gebruikt Bach pauken en trompetten, terwijl in het pastorale (= herderlijke) 2e deel houtblazers de nadruk krijgen: 2 fluiten (traverso’s) en 4 hobo’s (oboe d’amores en oboe da caccia’s). Deze drie-eenheid wordt afgesloten met de herhaling van het openingskoor van Deel III ‘Herrscher des Himmels, erhöre das Lallen’: Kerstfeest!

      De delen 4 tot en met 6 zijn zelfstandiger omdat ze voor aparte dagen zijn gecomponeerd: voor Nieuwjaarsdag, voor de zondag ná Nieuwjaar en voor Driekoningen (ook wel Epifanie of Openbaring van de Heer genoemd).

      **********

      Over de structuur:

      Tussen de openings- en slotkoren van de afzonderlijke delen staan steeds vier soorten tekst, met hun karakteristieke muzikale vormen, en meestal in de volgorde van de Lectio Divina, de heilige lezing:

      • a) Lectio (lezing): het Bijbelverhaal, de ruggengraat van het Weihnachts Oratorium, voorgedragen door de evangelist, een tenor, als secco-recitatief d.w.z. slechts begeleid door continuo. En ook als sprekende groepen die in de oude motetstijl optreden in groepskoren (turbae): de engelen, de herders en de wijzen.
      • b) Meditatio (overweging): metrische- en berijmde vrije poëzie in het accompagnato-recitatief voor een solist met begeleidende instrumenten, die de evangelietekst interpreteert en herkauwd.
      • c) Oratio (bezinning): aria’s voor solisten en instrumenten, eveneens op vrije poëzie, waarin de individuele gelovige de existentiële betekenis van het voorafgaande ten volle verstaat.
      • d) Contemplatio (verdieping): de koralen op tekst en melodie uit de Leipziger gezangenbundels in nieuwe harmoniseringen van Bach: hierin belijdt de christelijke gemeente haar geloof.

      Deze vier tekst-niveaus dienen Bachs doel: geen historiserend drama, maar een actualiserende muzikale verkondiging, een overdenking en een verdieping van de geloofsinhoud.

      **********

      BESPREKING I, II, III + VI

      Deel I:

      De eerste cantate van het Weihnachts Oratorium bestaat uit twee episoden, een vóór en een ná de preek, die respectievelijk de verwachting (Advent) van een Messias en de geboorte van Jezus behandelen. De karakteristieke onderdelen van een cantate komen er mooi geordend tweemaal in voor:

      1e episode ‘verwachting’ 2e episode ‘vervulling’
      tekst muziek nr. nr.
      a) Lectio (lezing) Secco recitatief 2. Es begab sich aber 6. Und sie gebär
      b) Meditatio (overweging) Accompagnato-recit. 3. Nun wird mein liebster 7. Er ist auf Erden kommen
      c) Oratio (bezinning) Aria 4. Bereite dich Zion 8. Großer Herr
      d) Contemplatio (verdieping) Koraal 5. Wie soll ich dich 9. Ach, mein herzliebes

      In de 1e episode horen we de lezing is uit Lucas 2:1, 3-6. Hier wordt de komende geboorte nog slechts aangekondigd. De volgende, hierop reflecterende delen hebben daarom een Advent-achtige, beloftevolle oriëntatie.

      • Hij zal komen: ‘Nun wird mein liebster Bräutigam’
      • Bereid u voor: ‘Bereite dich Zion’
      • Hoe zal ik U ontvangen: ‘Wie soll ich dich empfangen’

      Hierna volgde de preek.

      Met de geboorte van de Verlosser begint de tweede episode van dit deel (Lucas 2:7). Plotseling hebben we de mineurtoonsoorten achter ons gelaten. Na de lectio (lezing) volgt de meditatio (overweging), een accompagnato-recitatief waarin de bas uitleg geeft over de betekenis van Gods menswording. Zijn meditatieve interpretatie is ingebed in een koraal van de christelijke gemeente die zich haast om, nog voor ze eigenlijk aan de beurt is, haar eerbiedige aarzeling van ‘Hoe zal ik u ontvangen’ te verwisselen voor de uitgesproken positieve erkenning van deze grote gebeurtenis: ‘Kyrieleis!’ Na de koninklijke basaria met trompet en orkest eindigt het eerste deel, net als Bachs cantates, met een slotkoraal ‘Ach mein herzliebes Jesulein’, maar anders dan in de cantates is dit koraal rijk georkestreerd, met instrumentale tussenspelen waarin de sfeer en de thematiek van het beginkoor terugkeren.

      **********

      Deel II:

      De tweede cantate van het Weihnachts Oratorium is gebaseerd op de verzen 8-14 uit Lucas 2. Een belangrijke rol spelen de herders aan wie engelen de geboorte van Christus bekendmaken, met hun karakteristieke, aan schalmeien herinnerende instrumenten, twee oboe d’amores en twee oboe da caccia’s (‘jachthobo’s’). Ook hier weer een episode vóór en een episode ná de preek. De Sinfonia is programmatisch voor de gehele cantate: een afwisseling van engelen- en herdersscènes. In het koraal ‘Brich an, o schönes Morgenlicht’ identificeren de gelovigen zich met de herders: geen vrees, maar een hartelijk welkom. In een accompagnato-recitatief met de herdersinstrumenten treedt de bas in dit deel driemaal op als interpreet en aangever. De naam van David, die ook een herder was, ontlokt hem een heilshistorische beschouwing over de herdersstand die sinds aartsvader Abraham speciaal ontvankelijk bleek voor de Goede Boodschap. De tenor richt zich vervolgens niet (dramatisch) tot andere herders, maar (symbolisch) tot de luisteraar. Hij wordt begeleid door het voormalig engeleninstrument, de traverso (dwarsfluit): ‘Frohe Hirten, eilt, ach eilet’.

      De 1e episode wordt afgesloten met een koraal: ‘Schaut hin, dort liegt im finstern Stall’.

      Na de preek richt de bas zijn blik nogmaals op de herders; de vier begeleidende hobo’s gaan van ‘eilen’ naar ‘wiegen’, en Bach verzint er zelfs een handeling bij: zing een slaapliedje met het hele koor. Een toegankelijk wiegelied dat refereert aan het volksgebruik van het ‘kindjewiegen’.

      En dan: Lucas 2:14, op de tekst die als Gloria in de Latijnse Mis terecht kwam, schrijft Bach een groepskoor (turba), zoals steeds op de wijze van een motet: primair vocaal met ondergeschikte instrumentale begeleiding.

      Tot slot weer een koraal: ‘Wir singen dir in deinem Heer’. Wij allen voegen ons bij herders en engelen. Hemel en aarde zijn verzoend.

      **********

      Deel III:

      In het derde deel van het Weihnachts Oratorium negeert Bach, ter wille van het handelingskarakter de voor 3e Kerstdag voorgeschreven beschouwelijke tekst uit het Johannesevangelie (Joh. 1:1-14, ‘In den beginne was het woord…’) ten gunste van de – nog overgeslagen – evangelielezing van de vorige dag. De tenor-evangelist stelt in de drie recitatieven drie gebeurtenissen uit Lucas 2:15-20 aan de orde:

      • Het vertrek van de herders tot wie de engelen spraken.
      • Hun aanbidding van het kind.
      • Hun terugkeer.

      Daarop reflecteren aria’s en koralen waardoor de cantate drie delen heeft. De cantate wordt geopend en besloten met een uitgelaten dansant stuk voor koor en volledig orkest: ‘Herrscher des Himmels, erhöre das Lallen’, een ongeremde Kerstvreugde met alle toeters en bellen. Waar de Bijbeltekst groepen sprekend invoert schrijft Bach ‘turbae’, groepskoren, waarvoor hij, ter onderscheiding van de moderne concertante openingskoren de gezaghebbende oude motetstijl gebruikt: elkaar imiterende vocale partijen met instrumenten in een ondergeschikte rol, maar in het groepskoor ‘Lasset uns nun gehen gen Bethlehem’ minder ondergeschikt,  met een ‘haast’ illustrerend zestienden-notenfiguurtje van violen en traverso’s. Deze instrumentale lijnen lopen zoekend en in tegengestelde richting dan de zangstemmen: wáár moeten we eigenlijk heen? Begeleid door twee fluiten belicht de bas de heilshistorische betekenis van het Kerstverhaal, zodat het ‘Seht, Hirten, dies hat er getan’ in het aansluitende koraal vóór de preek kan worden vervolgd met ‘Dies hat er uns getan’.

      Het ‘Kyrieleis’ aan het eind van dit koraal wijst vooruit naar het volgend duet ‘Herr, dein Mitleid, dein Erbarmen’. De teksten van de alt-aria ‘Schließe, mein Herze’ en het koraal ‘Ich will dich mit Fleiß bewahren’drukken het voornemen het wonder in de stal niet te vergeten uit. Het verschil is wáár en door wie dit wordt uitgesproken. Eerst is het Maria die, als symbool voor de kerk, het gesprokene overweegt in een intieme meditatie ‘in ihrem Herzen’. De kerk tenslotte bevestigt het voorgaande in de actualiteit met een lied van Paul Gerhardt, en trekt de lijn door van het leven naar de dood. Na de terugkeer van de herders delen de gelovigen in de vreugde met hun derde, meer bewogen koraal ‘Seid froh dieweil’.

      **********

      Deel VI:

      De laatste cantate van het Weihnachts Oratorium is bestemd voor 6 januari, bij ons bekend als Driekoningen, in de lutherse liturgie Epiphanias, het feest van de verschijning van Christus. De evangelietekst die de handeling in dit oratoriumdeel bepaalt is Matteüs 2:7-12, dat wil zeggen de tweede helft van het verhaal over de drie koningen, waarvan Bach de eerste helft gebruikte in de voorlaatste cantate, waarschijnlijk omdat het voor de zondag na Nieuwjaar voorgeschreven evangelieverhaal over Jozef en Maria’s vlucht naar Egypte niet in zijn oratorium-libretto paste. De drie wijzen (of magiërs) die, een ster volgend, uit het Oosten komen aangereisd om een, naar verluidt nieuwgeboren koning te ontmoeten, vragen de weg aan Herodes, de romeinse heerser over Palestina die zich door een mogelijk concurrerende koning bedreigd voelt en tracht deze te doden. In het cantate-libretto wordt Herodes gegeneraliseerd tot de vijanden en bedreigingen die christenen ontmoeten en – met hulp van God en zijn kwetsbare Zoon – kunnen weerstaan. Het mislukken van Herodes’ listige plan staat model voor de overwinningen van Christus’ volgelingen. Dit laatste deel krijgt daardoor, in zijn koren en aria’s een nogal strijdlustig karakter met als thema: bedreiging en geborgenheid.

      Doordat in deze cantate de trompetten, pauken en hun toonsoort D-groot van de eerste cantate weer terugkeren, legt Bach een grote accolade om zijn Weihnachts Oratorium. Ook gebruikt hij als slotkoraal een couplet van het centrale koraal uit Deel I. Op zichzelf heeft ook Deel VI praktisch een symmetrische structuur: een centraal koraal geflankeerd door twee aria’s, recitatieven en arioso’s, en een begin- en slotkoor.

      Qua herkomst verschilt Deel VI van de voorafgaande delen, waarvan de koren en aria’s immers afkomstig waren uit wereldlijke cantates die Bach in de twee voorafgaande jaren componeerde ter ere van het Saksische vorstenhuis. Deel VI daarentegen is in zijn geheel (d.w.z. tot en met de accompagnati/arioso’s) gebaseerd op een kort tevoren (najaar 1734) gecomponeerde kerkcantate (BWV 248a) waarvan helaas slechts enkele instrumentale partijen zijn overgeleverd; gezien het strijdlustig karakter van de muziek was BWV 248a wellicht bestemd voor het St. Michaëlsfeest (29 september).


      Het imposante openingskoor vangt aan met drie steeds nadrukkelijker aangezette signalen (kwart, kwint, sext) van de trompet die oproept in Godsvertrouwen de strijd aan te gaan met de hooghartige (‘stolze’) vijanden wier snuiven en briesen (‘schnauben’) wordt vernomen. De achtereenvolgende inzetten in fugatische passages roepen natuurlijk het beeld op van steeds nieuwe groepen strijders die zich in de muzikale veldslag storten. In het eerste recitatief laat de evangelist Herodes, de vijand zelf aan het woord; listig tracht hij zich door de koningen te laten informeren over de verblijfplaats van het kindje, maar zijn motief (‘anbeten’) klinkt schijnheilig. De sopraan doorziet, in haar door strijkers begeleide recitatief Herodes’ boze opzet, maar ook voor Gods Zoon is het geen verrassing (‘sehr wohl bekannt’). Met de uitgelaten aria ‘Nur ein Wink’ viert de sopraan dat de kaarten precies andersom liggen. Herodes – en alle vijanden met hem – worden vrolijk uitgelachen want ’s mensen plannen worden door een knip van Gods vingers verijdeld. Op het punt in het evangelieverhaal waar de drie koningen doen waarvoor ze gekomen waren: hun schatten aanbieden, onderbreekt Bach de evangelist met het eerste couplet van Paul Gerhardts lied ‘Ich steh an deiner Krippen hier’ (1653) om de gelovige de gelegenheid te bieden zich met de voltrokken handeling te identificeren en het Christuskind zijn persoonlijke toewijding als geschenk aan te bieden. Hierna volgde de preek.

      De evangelist voltooit zijn relaas: gewaarschuwd ‘im Traum’ (met een fraaie dromerige harmonie) gaan de koningen via een andere weg weer naar huis, zonder Herodes nog te informeren. Als voor de epiloog in een operafinale (en zoals in de Matthäus Passion!) verschijnen vóór het slotkoor nog één keer alle vocale solisten ten tonele. Een teken dat hier niet slechts een cantate maar een heel oratorium wordt afgesloten. De zangers stellen ieder op hun beurt de retorische vraag of de ‘Hölle’ (= Satan, het Kwaad) hen nog kan deren, maar de alt, zoals steeds personificatie van Maria en de kerkgemeenschap, weet het antwoord reeds zonder zich die vraag te hoeven stellen: ‘da wir in Jesu Händen ruhn’.

      Tot slotkoraal dient het vierde couplet van Georg Werners lied ‘Ihr Christen auserkoren’ (1648) met een wat ouderwetse tekst (‘gerochen’ = gewroken). Belangrijker is dat Bach het lied laat zingen op de melodie van Hans Leo Hassler, die hij in Deel I al gebruikt voor het eerste koraal van het Weihnachts Oratorium, ‘Wie soll ich dich empfangen’: daarmee legt hij een boog over het gehele oratorium. Maar ook door de concertante begeleiding van alle instrumentalisten krijgt dit slotkoraal groter allure dan dat van voorgaande delen. Het lijkt meer op de grote koraalbewerkingen waarmee Bachs koraalcantates plachten te beginnen. Dat wij deze melodie vooral associëren met het passiekoraal ‘O Haupt voll Blut und Wunden’ uit de Matthäus Passion is een dankbare bron voor theologische speculaties over de relatie tussen Christus’ geboorte en zijn lijden en sterven.

      Bas Ramselaar (22 april 2020)

      Bronnen: Eduard van Hengel, Ad de Keyzer, Govert Jan Bach

      • Dit onderwerp is gewijzigd 4 jaren geleden door Erik Hooijer.
      • Dit onderwerp is gewijzigd 3 jaren, 11 maanden geleden door Erik Hooijer.
      • Dit onderwerp is gewijzigd 3 jaren, 10 maanden geleden door Erik Hooijer.
      • Dit onderwerp is gewijzigd 3 jaren, 9 maanden geleden door Erik Hooijer.
    • #1256
      Roan15
      Deelnemer

      Beste allen,
      De repetitie video op YouTube van 19 mei j.l., was leuk, leerzaam en fijn om weer eens te zingen.
      Mijn vraag is om dit, zo mogelijk, elke dinsdag te realiseren?
      Hartelijke groeten,
      Truus Bekker

    • #1275
      Gerrie Kolthof
      Moderator

      Dag Truus, fijn dat je hebt meegezongen! Er komt zeker een vervolg. Waarschijnlijk sturen we volgende week dinsdag een nieuwe link door.

Weergave van 2 reactie threads
  • Je moet ingelogd zijn om een antwoord op dit onderwerp te kunnen geven.