De ‘Johannes Passion’ van Johann Sebastian Bach past in een zich gedurende veertien eeuwen ontwikkelde relatie tussen muziek en het passieverhaal. Reeds in de christelijke kerk van de 4de eeuw was het gebruikelijk dat in de week voorafgaand aan Pasen de passieverhalen in de kerk zingend werden voorgedragen. Johann Sebastian Bach voerde deze muziek voor het eerst uit in de St. Nicolaikirche in Leipzig op Goede Vrijdag 1724, binnen een jaar na zijn aanstelling tot Thomascantor.
Bach gebruikte bij het schrijven een exemplaar van de Lutherse Bijbelvertaling, voorzien van commentaren van Maarten Luther zelf.
Het verhaal geeft aanleiding tot veertien dramatische hoogtepunten waarin Bach uitgebreid expressie geeft aan gevoelens van een haatdragend volk, huichel-achtige schriftgeleerden, onverschillige soldaten en plagerige omstanders.
Concept
De muzikale opbouw volgt een geniaal concept waarbij het koraal ‘Durch dein Gefängnis’ het middelpunt vormt van het centrale gedeelte en zeer kernachtig de gehele betekenis van het passiegebeuren samenvat. De talrijke koren en aria’s vormen hieromheen een symmetrische opbouw, als bij een barokpaleis.
Deze geweldige unieke architectonische opbouw verheft Bachs passie boven het werk van zijn voorgangers en tijdgenoten, die niet veel verder kwamen dan een aaneenschakeling van verschillende nummers.
Commentaar
De evangelietekst wordt onderbroken door acht aria’s en twaalf koralen. De koralen vormen halteplaatsen, waar de gemeente commentaar geeft bij de gebeurtenissen in het passieverhaal, terwijl de aria’s steeds voortborduren op een bijzonder aspect dat uit het eigenlijke verhaal afkomstig is.
De ‘Johannes Passion’ wordt afgesloten met een zeer indrukwekkend koraal, waarbij koor en orkest door Bach op indrukwekkende wijze uiting geven aan de indringende oproep:
‘Herr Jesus Christ, erhöre mich, Ich will dich preisen ewiglich!’